Nijmeegs erfgoed moet beter worden beschermd, vindt de gemeente. Van 462 gebouwen en objecten wordt bekeken of deze monument moeten worden.
Wat hebben het seinhuisje in de Spoorkuil, een burgersmederij in Bottendaal, begraafplaats Rustoord aan de Postweg, enkele karakteristieke woningen aan de Bredestraat en de T-boerderij aan de Agnetenweg met elkaar gemeen? Ze maken allemaal kans het stempel gemeentelijk monument te krijgen.
Buitenkant
De ‘objecten’ op de voorlopige lijst hebben volgens de gemeente stuk voor stuk architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten. Voor de meeste ‘panden’ geldt dat vooral de buitenkant van waarde is. Van deze beeldbepalende gebouwen krijgen dan ook alleen de buitengevels een beschermde status. Wie zijn eigendom tot erfgoed gebombardeerd ziet worden, krijgt te maken met strengere regels voor onderhoud en verbouwing.
Dakkapel
Het houtwerk schilderen in een frivool kleurtje of zomaar een dakkapel plaatsen is er niet meer bij; voor grotere klussen is dan vaak een vergunning nodig. Er is op dit moment geen subsidiepotje voor onderhoud aan monumenten, eigenaren moeten die kosten zelf ophoesten.
Voor de eerste 32 gebouwen is de gemeente een beschermingsprocedure gestart. Tot 2026 wordt drie keer per jaar een nieuwe groep beoordeeld. De gebouwen en objecten die het grootste risico lopen op ongewenste verbouwingen of sloop komen als eerste aan de beurt.
Een extern bureau, welke is nog niet bekend, beoordeelt of een aangewezen object ook echt de beschermde status verdient en brengt advies uit aan de gemeenteraad. Die beslist uiteindelijk over het welk of niet toekennen van de beschermde status. De raad trekt jaarlijks 100.000 euro uit voor het beschermingsprogramma.
Bezwaar
Eigenaren die liever niet zien dat hun eigendom als monument wordt bestempeld, kunnen hun bezwaar in eerste instantie kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders. Zet de gemeenteraad het object of pand alsnog op e momumentenlijst, dan kan bezwaar en later beroep worden aangetekend.
Bron: De Gelderlander, 3 november 2021