Menu

Onderzoeker ziet dat de wooncrisis veel schaamte veroorzaakt: ‘Het idee is gecreëerd dat je als huurder geen volwaardige burger bent’

Cody Hochstenbach heeft zich gemanifesteerd als belangrijke stem in het debat over de wooncrisis. Om die te begrijpen, is het belangrijk om naar schaamte te kijken, betoogt de onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam woensdag in de Den Uyl-lezing.

Het was een telefoontje dat Cody Hochstenbach niet had verwacht. Zijn boek Uitgewoond was net verschenen en hij wist dat zijn moeder het trots zou lezen. Ze was ook trots hoor, daar niet van. Maar toch was daar plotseling die zin. ‘Ik ben wel heel boos op je.’

In het boek dat begin dit jaar uitkwam, analyseert hij hoe de wooncrisis geen natuurverschijnsel is, maar een logisch gevolg van politieke keuzen. Beleidsmakers hebben ons laten geloven dat een huis kopen superieur is aan een huis huren, ook in morele zin. De Nederlandse volkshuisvesting, ooit internationaal geroemd, is in de uitverkoop gedaan. Woningcorporaties hebben op grote schaal sociale huurwoningen verkocht, ook aan grote internationale beleggers die de huizen vervolgens laten verpieteren.

Zo is het ook gegaan bij de sociale huurwoning in de Maastrichtse wijk Eyldergaard waarin hij een deel van zijn jeugd doorbracht en waarin zijn moeder nog altijd woont. De woningcorporatie Servatius moest vanwege een financiële strop honderden huizen verkopen. LaSalle, een Duitse institutionele belegger, nam er veel over, ook het huis van zijn moeder. En dat was te merken. Het onderhoud werd teruggeschroefd tot het absoluut noodzakelijke.

In Uitgewoond beschrijft Hochstenbach hoe het huis eraan toe is. ‘De verf bladdert van de kozijnen af, de schimmelplekken in de douche worden almaar groter, de tuindeur sluit niet meer goed en de keuken is al minstens 25 jaar oud.’

Over deze passage was zijn moeder zo boos. Ze schaamde zich al voor de staat van haar huis en nu had haar zoon ook nog eens de vuile was buiten gehangen.

U had er niet bij stilgestaan dat dit gevoelig kon liggen?
‘Nee, misschien naïef van me, maar voor mij staat die schimmelplek voor de fysieke en symbolische aftakeling van de volkshuisvesting. ‘Het gaat niet over jou’, zei ik tegen haar. Na dat gesprek besefte ik dat die schaamte belangrijk is om de wooncrisis te begrijpen. Mensen houden zich stil, gaan de confrontatie niet aan. En daardoor worden dit soort dingen niet aangepakt en opgelost.’

Woensdagavond houdt Cody Hochstenbach (33) in het Amsterdamse debatcentrum De Balie de Den Uyl-lezing over precies dit onderwerp: de schaamte, frustratie, angst, stress en wanhoop die de wooncrisis veroorzaakt. Gaat het over de woningmarkt, dan gaat het al snel over aantallen, prijzen, percentages – abstract en technisch. ‘Maar we hebben het niet of nauwelijks over de fundamentele betekenis van wonen, over het belang van een veilig en prettig huis’, zegt hij een paar dagen eerder in zijn appartement in de Amsterdamse Transvaalbuurt.

Hochstenbach is universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam, met stadsgeografie en de woningmarkt als expertise. De afgelopen jaren groeide hij uit tot een belangrijke stem in het publieke debat over de wooncrisis. Hij wijst er onvermoeibaar op dat het onderwerp pas hoog op de agenda is gekomen toen ook de middenklasse werd geraakt. ‘Kwalijk is dat het vervolgens vooral gaat over de problemen die de middenklasse ondervindt: over mensen die op zoek zijn naar een koopwoning en steeds worden overboden door beleggers, bijvoorbeeld. Dat is vervelend, maar uiteindelijk toch minder erg dan wanneer je echt op straat staat of elke dag in onzekerheid leeft.’

Zelf heeft Hochstenbach ook een ontwikkeling doorgemaakt. Tot drie jaar geleden dacht hij dat hij als onderzoeker afstand moest bewaren tot een onderwerp, dat er geen plaats was voor persoonlijke verhalen in de wetenschap. ‘Die staan haaks op het stereotiepe beeld van de wetenschapper in een witte jas’, zegt hij. ‘Ik was bang dat ik mijn geloofwaardigheid zou verliezen.’ Uiteindelijk koos hij er toch voor om zijn persoonlijke betrokkenheid bij zijn onderzoeksterrein te openbaren. In interviews en in zijn boek vertelde hij over zijn vader die dakloos raakte toen zijn kleine sieradenzaak failliet ging. Twee jaar lang leefde de vader op straat, tot grote schaamte van zijn tienerzoon. Angstvallig hield die de dakloosheid van zijn vader stil, eerst op de middelbare school, later op de universiteit.

Schaamte fungeert als een ‘disciplinerend instrument’, zegt u in de Den Uyl-lezing. Hoe heeft de politiek daaraan bijgedragen?
‘Onder invloed van het neoliberalisme is succes en falen geïndividualiseerd. Kijk naar het woningbezit: de overheid heeft het idee gestimuleerd dat het kopen van een eigen huis je een trotse, volwaardige burger maakt. En daarmee is ook het idee gecreëerd dat je als huurder een niet-volwaardige burger bent, dat je een vlekje hebt. Door de politiek is met veel dedain gesproken over buurten met veel sociale huurwoningen. In een interview zei Jaap de Hoop Scheffer ooit dat je op Nieuwjaarsdag moest kijken naar de verschillen tussen ‘huurbuurten’ waar het een puinhoop zou zijn en wijken met veel eigen huizen, waar alles alweer aangeveegd was. Volgens hem zou dat aantonen dat huizenbezitters geneigd zijn het goede te doen. Als je dat soort dingen maar lang genoeg herhaalt, wordt het een self-fulfilling prophecy. Dan raken mensen inderdaad geobsedeerd door het idee dat ze een huis moeten kopen en blijven degenen die dat niet kunnen over.’

Tegelijkertijd werd een strenge inkomensgrens gesteld voor sociale huurwoningen. Daardoor zijn we de volkshuisvesting als een afvoerputje gaan zien, stelt u in de lezing.
‘Een laatste redmiddel voor de allerarmsten. In 1990 had slechts 12 procent van de corporatiehuurders een zeer laag inkomen – naar de huidige standaarden is dat een huishoudinkomen van ongeveer 15 duizend euro per jaar, niet bepaald een vetpot. Inmiddels geldt dat voor 54 procent van de sociale huurders. Voorheen woonden best veel mensen met een middeninkomen in een corporatiewoning, dat was ook het volkshuisvestelijk ideaal: het moest een brede voorziening zijn. Hier om de hoek heb je een pand dat is gebouwd door de Amsterdamsche Coöperatieve Onderwijzers Bouwvereeniging, een vereniging voor en door docenten, zo’n typische middengroep die nu ook geen betaalbare huur- of koopwoning meer kan vinden.

‘Je ziet ook dat steeds meer corporatiewoningen worden toegewezen aan mensen die niet alleen een zeer laag inkomen hebben, maar ook – om het maar even zo te noemen – een rugzakje hebben. Daardoor krijg je dus een ruimtelijke concentratie van mensen die moeite hebben het hoofd boven water te houden en zich daardoor niet snel zullen inzetten voor de omgeving én van mensen met ernstige psychische problemen.’

Ziet u politieke wil om hier iets aan te doen?
‘Het verhaal was altijd: die inkomensgrens moet van de EU. En dat klopt, Neelie Kroes heeft destijds als commissaris van Mededinging geëist dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de doelgroep voor corporaties en de markt. Alleen: Nederland heeft zelf de hoogte van die grens bepaald. In Wenen, de stad die geldt als voorbeeld van hoe het beter en rechtvaardiger kan, heeft een gezin met kinderen tot een inkomen van 85 duizend euro per jaar recht op een sociale huurwoning. In Nederland is het maximaal 40 duizend euro. Dat was dus echt een politiek besluit. Onder andere PvdA, SP en GroenLinks willen inmiddels een aanpassing.’

Bent u eigenlijk bozer op links of op rechts, als het gaat om de wooncrisis?
Lacht: ‘Dat verschilt per dag. Rechts is wel consequent geweest, die partijen hebben gezegd dat zo veel mogelijk sociale huurwoningen verkocht moeten worden en de rest alleen gereserveerd moet zijn voor de allerarmsten. Daar ben ik het niet mee eens, maar het is wel eerlijk.

‘De rol die de PvdA en op lokaal niveau GroenLinks hebben gespeeld vind ik ook echt kwalijk. Tussen 2006 en 2010 hadden die partijen het in Amsterdam samen voor het zeggen. Ze stelden een woonvisie op waarin stond dat het aantal sociale huurwoningen met 75 duizend verminderd moest worden. Daar was dus helemaal geen rechtse partij voor nodig. De stad wilde meer rijke mensen trekken om te concurreren met andere steden.

‘Het wrange is wel dat dit alles meer aan links blijft kleven. Ik denk dat de PvdA’ers kritisch moeten zijn op wat de partij de afgelopen decennia heeft gedaan op het gebied van wonen. Maar ze mogen ook trots zijn op de traditie van Floor Wibaut, Jan Schaefer en de hele volkshuisvestelijke geschiedenis van Nederland. Op een gegeven moment is er genoeg gebloed.’

In de lezing spreekt u over het nieuwe elan van de kraakbeweging. Krakers laten volgens u zien dat ‘we ons niet in stilte moeten schamen’.
‘Door een spandoek op een gekraakt pand op te hangen, laten ze zien: hier vindt een misstand plaats. Namelijk structurele, speculatieve leegstand op een moment dat veel mensen niet aan een huis kunnen komen. Het stigma is dat de krakersbeweging uit werkschuw tuig bestaat, maar het zijn juist mensen die een baan hebben en daarnaast allemaal sociaal werk doen. Er worden volkskeukens voor eenzame mensen georganiseerd, film- en debatavonden. Er zijn weggeefwinkels. De manier waarop ze gebruikmaken van zo’n gebouw laat zien dat er een socialer, prettiger en leefbaarder alternatief mogelijk is.’

Bent u zelf radicaler geworden, de afgelopen jaren?
‘Ik ben wat bozer geworden. Als onderzoeker begon ik met het idee: de woningmarkt is heel complex. En natuurlijk zitten aan de praktische uitwerking ook allemaal haken en ogen. Toch is het basisbeginsel eigenlijk heel simpel: neem je het recht op een thuis serieus en ben je bereid daarin te investeren? Dat is de wezenlijke vraag.’

Bron: De Volkskrant, 14 december 2022

Leave a reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *