De Minister voor volkshuisvesting heeft een brief aan de Eerste Kamer gepubliceerd. Deze brief is een reactie op het verslag van een commissie van de Eerste Kamer met betrekking tot het wetsvoorstel Wet vaste huurcontracten. Dit alles naar aanleiding van een voorstel van de leden Nijboer en Grinwis tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met het afschaffen van tijdelijke huurcontracten (Wet vaste huurcontracten).
In de brief wordt onder andere een causaal verband tussen het ontstaan van de mogelijkheid van tijdelijke verhuur en de toename in huurwoningen in twijfel getrokken en wordt gesteld dat het enorme uitponden van de afgelopen maanden met de stapeling van de vele maatregelen zou kunnen samenhangen, maar dat het vooralsnog niet met cijfers is onderbouwd.
De Minister schrijft letterlijk;
‘Er is vanuit het oogpunt van het kabinet geen dringende noodzaak deze wet per 1 januari 2024 in werking te laten treden. Indien uw Kamer dit voorstel aanvaart, zal ik u, zoals gebruikelijk bij initiatiefwetten, binnen drie maanden informeren over het besluit van het kabinet over de bekrachtiging en de daarvoor benodigde handelingen’.
Het ziet er dus niet naar uit dat de Wet vaste huurcontracten op 1 januari aanstaande in werking treedt. Tot het moment van inwerkingtreding kunnen nog tijdelijke huurovereenkomsten (maximaal 24 maanden) worden gesloten.